ONZE 3 MAANDEN IN ZUIDOOST-AZIË (deel 03)
De dame kijkt me aan met een blik die ik niet had verwacht. Wat verward vraag ik het opnieuw, maar nu in het in Frans: “Excusez-moi, mais les gens Français, sont ils déja parti?” In keurig Engels antwoordt ze me kort: “Define ‘away’.” De grijzende dame met een scherp gesneden bos krullen kijkt me strak aan. Haar blik is koel en bijna dreigend. Naast haar, een vriendelijke Griek die lijkt op Kieth Richards en wij vieren zijn er nog drie Fransen te gast in Awi’s Yellow House. Ik leg uit dat Awi ons had gezegd dat we misschien samen met die Fransen konden gaan eten. “Well, it’s not as if they made a statement before they left.”, antwoord ze bot terwijl ze zich terug focust op haar thee. “So, you have no idea?”, probeer ik nog. Ze kijkt niet meer op en zegt dat ik het maar met Awi moet bespreken.
Awi heeft een ‘Yellow House’. Het is niet echt geel maar zo heet het wel. In tegenstelling tot mijn eerste aanvaring met de norse Britse gaste valt de plek bijzonder mee. Het ingangspoortje loop je zo voorbij maar eens binnen ontvouwt zich tussen de bananenplanten en de palmbomen een wirwar van hutjes gebouwd op een paalconstructie in de rivier. Het lijkt wel een piratenhol – compleet met houten zeilboot aangemeerd aan een wankel ponton.
Een Frans meisje toont ons onze stek. Zij is hier ook te gast maar bij gebrek aan de gastheer volgen we haar over een uit wrakhout geïmproviseerd brugje. Mijn veel te zware rugzak krijg ik maar net tussen een smalle doorgang boven het water gewurmd. Achter het gebladerte verschijnt onze hut. Een grote houten constructie met een dak deels uit pannen en deels uit bananenbladeren. Bas en Lena zijn door het dolle heen. Als echte scheepsmaten springen ze van brugje naar steiger en terug. Griet roept dat ze voorzichtig moeten zijn maar alleen de vogels antwoorden haar van tussen het groen.
Is Awi een piraat?
Ons bezoek aan de wekelijkse markt op Palau Duyung Besar levert een rijkelijk avondmaal op. Tientallen kleine kraampjes verkopen het voor deze contreien zo typische streetfood. We kiezen kippensatés met honing, zakjes bananenbladeren gevuld met rijst, een in het vet gebakken luchtige koek met vis en groentjes, heerlijke loempia’s (3 voor 1 ringgit), en een deegkoek met kip. Maar wat mij vooral opvalt is het rijkelijke aanbod aan exotische desserts. Ik vergaap me aan de veelkleurige zoetigheden maar opteer uiteindelijk voor mijn grote zwakte: donuts. Kleine vers in het vet gebakken ringen in twee verschillende smaken. Ik begin onderweg naar huis al met het dessert. De pannenkoeken met kokos zijn dan maar voor na het eten.
Eten doen we in de gezamenlijke keuken van het Yellow House. Het is een karig uitgerust maar uiterst gezellig vertrek. We vinden enkele propere borden en wat bestek en tasten toe. Lena proeft onbevangen van alles wat we aanbieden. Bas is zijn wantrouwige zelf en pulkt selectief aan een aantal ‘veilige’ dingen. Ook de boze nicht van Susan Boyle is een trouwe gebruiker van de keuken. Als ik opmerk dat wat ze kookt heerlijk ruikt, krijg ik een halsstarrig zwijgen als antwoord.
Als Awi verschijnt, fluistert Bas mij hoopvol toe: “Papa, papa, ga je het hem nu vragen?” Ik spreek hem aan en glimlach: “My son wants to know if you’re a retired pirate.” Awi fronst. “Well, this place and the boat, he’s almost sure you are a pirate,” verduidelijk ik. “Well,” lacht hij: “Of course I am!” Ik vertel Bas dat het zo is. Dat Awi vroeger een echte piraat was. Bas lijkt danig onder de indruk en is plots heel geconcentreerd bezig met zijn eten.
Awi is een beminnelijke opa van 21 kleinkinderen, hij is dus wel wat kinderen gewoon. Al vertrouwt hij ons toe dat ze niet in de buurt wonen. Zijn 8 kinderen wonen in Kuala Lumpur of in Parijs. Zijn vrouw is een Franse en sommige kinderen zijn blijkbaar uitgeweken. “Not enough work around here,” bevestigt hij. Als Awi ook een opmerking maakt tegen onze uit de kluiten gewassen Engelse brompot: “Mmm, good cooking.” repliceert ze kort: “Well, I told you it was my kitchen, didn’t I?” Zijn GSM rinkelt. Hij neemt op. Plots herken ik de stem die een drietal weken geleden de telefoon opnam toen ik hem belde vanuit onze keuken in Beselare: “Yes, Yes. How many people? Two? Sure, sure.” Nu ik hier naast hem in zijn keuken sta, besef ik dat mijn vraag van toen om een bevestigingsmail wel heel erg Vlaams was.
’s Avonds zit ik op het portaal voor onze hut. Een zachte bries rimpelt op het groene water van de Terengganu rivier en stilt de hitte van de dag. De zon verdwijnt langzaam achter de palmbomen van ons eiland en de lichten aan de overkant van de rivier knippen aan. Een bootje komt aanvaren en doet de golven klotsen tot ver onder onze paalwoning. Bas en Lena spelen, Griet is aan het lezen en ik denk na over de blog. Morgen moet ik maar eens naar de stad. Ik hoor dat mensen wel willen weten hoe het hier gaat. Bas komt aangelopen: “Zie je de vlag daar bij de boot papa? Er is een gat in geschoten met een kanonskogel!” Ik bekijk de vodderige zwart-witte vlag. Er zit een rond gat net boven de versleten zoom. Ik lach en beaam: “Ik denk het ook Bas. Dat moet van een kanonskogel geweest zijn.”
<<< Naar de spin – Naar Lena op de bus >>>
seven Comments