Aah, mais que ça fait du bien de parler un peu de Français!
Patrick reageert enthousiast nadat ik hem had gezegd dat ik ook wel Frans wil praten. Hij had zich net geëxcuseerd voor zijn Engels maar ik had zijn Franse tongval helemaal niet bespeurd. “Je bent te bescheiden,” zeg ik: “Je praat Engels alsof je een Duitser bent.” Hij lacht (pas later bedenk ik dat dat voor een Fransman misschien wel een verwijt was). Hij zat helemaal alleen op een terrasje. Ik knikte hem toe bij het passeren en hij wees ostentatief naar de lege stoel aan zijn tafeltje. “Waarom ook niet.” had ik gezegd en had plaats genomen. Hij heeft een zakfles rum uit de 7-eleven bij zich en bestelt cola’s en ijs aan de bar. “Drink je mee?” vraagt hij. “Eentje,” zeg ik: “Ik kom eigenlijk gewoon een Cola Light halen voor mijn madam.” Ik schat hem niet veel ouder dan mij. Ons kleine terrastafeltje zet zijn gestalte in de verf. Hij is wat je een ‘boom van een vent’ zou noemen, met glad geschoren kin en zijn al wat grijzend haar keurig naar achter gekamd. Hij is alleen op reis en heeft er al een hele trip op zitten. “Hier spreekt echt helemaal niemand Engels,” zucht hij: “Morgen trek ik verder naar de overkant. Ik ben benieuwd hoe het daar gaat zijn.” Hier is Chiang Saen, een stadje aan de Mekong en de overkant is Laos, dat begint aan de andere oever van de rivier. We wisselen reisverhalen uit en hij blijkt een Franse para op pensioen (of lang verlof) te zijn. Hij krijgt maandelijks 2000 euro van het leger en is vertrokken voor een reis door Zuidoost-Azië.