Aah, mais que ça fait du bien de parler un peu de Français!
Patrick reageert enthousiast nadat ik hem had gezegd dat ik ook wel Frans wil praten. Hij had zich net geëxcuseerd voor zijn Engels maar ik had zijn Franse tongval helemaal niet bespeurd. “Je bent te bescheiden,” zeg ik: “Je praat Engels alsof je een Duitser bent.” Hij lacht (pas later bedenk ik dat dat voor een Fransman misschien wel een verwijt was). Hij zat helemaal alleen op een terrasje. Ik knikte hem toe bij het passeren en hij wees ostentatief naar de lege stoel aan zijn tafeltje. “Waarom ook niet.” had ik gezegd en had plaats genomen. Hij heeft een zakfles rum uit de 7-eleven bij zich en bestelt cola’s en ijs aan de bar. “Drink je mee?” vraagt hij. “Eentje,” zeg ik: “Ik kom eigenlijk gewoon een Cola Light halen voor mijn madam.” Ik schat hem niet veel ouder dan mij. Ons kleine terrastafeltje zet zijn gestalte in de verf. Hij is wat je een ‘boom van een vent’ zou noemen, met glad geschoren kin en zijn al wat grijzend haar keurig naar achter gekamd. Hij is alleen op reis en heeft er al een hele trip op zitten. “Hier spreekt echt helemaal niemand Engels,” zucht hij: “Morgen trek ik verder naar de overkant. Ik ben benieuwd hoe het daar gaat zijn.” Hier is Chiang Saen, een stadje aan de Mekong en de overkant is Laos, dat begint aan de andere oever van de rivier. We wisselen reisverhalen uit en hij blijkt een Franse para op pensioen (of lang verlof) te zijn. Hij krijgt maandelijks 2000 euro van het leger en is vertrokken voor een reis door Zuidoost-Azië.
Er is bij momenten geen speld tussen het verhaal van de Fransman te krijgen. Hij vertelt over verre vrienden, over zijn ongeluk met de bromfiets in Indonesië en over het moeilijk herstel van de val: “Ze hebben me pijnstillers gegeven waarvan ik twee dagen compleet groggy naar het plafond lag te staren.” Hij toont me zijn voet waar nog altijd een grote bruine bloedkorst op zit. Hij heeft het over een Indonesisch vriendinnetje dat hij daar heeft achter gelaten en vertelt dat alleen reizende mannen hier in Thailand toch wat scheef bekeken worden: “De viespeuken in Pattaya hebben in Thailand toch wat kapot gemaakt.”
In dit kleine stadje in de noordelijkste uithoek van het land lijken toeristen tijdens het laagseizoen amper door te sijpelen. Behalve Patrick hebben we hier alleen nog een Amerikaans meisje gezien en zij woonde hier samen met haar Thaise man. Ze wandelde langs ons terras met haar baby en haar chihuahua. Bas en Lena vonden het een geweldige ‘puppy’ en ondertussen bleef de mama wat staan babbelen. Ze woont al 3 jaar in Thailand en werkte vroeger in Bangkok: “Mijn man werkt nu hier. We zijn hier komen wonen om onze dochter groot te brengen.” Tijdens onze drie dagen in Chiang Saen zouden we haar nog vaak tegen het lijf lopen. Een mager, spierwit meisje, op stap met de baby en de hond. Ze valt heel erg op tussen de Thai die haar en haar dochter heel erg warm omringen. Toch ik kan mij nooit van de indruk ontdoen dat ze eenzaam is.
Patrick maakt nog een rum-cola voor zichzelf: “Wil je er ook nog één?” Ik bedank vriendelijk. “Ik moet maar eens kijken voor mijn boodschappen,” lach ik. We nemen afscheid en ik bedank hem voor het drankje. “Nee man, jij bent bedankt,” toost hij: “Het was echt fijn om nog eens Frans te spreken.”
<<< Naar deel 20 – Opium, bakkerijen en gekke tempels – Naar deel 21 – Fitness & streetfood >>>