ONZE 3 MAANDEN IN ZUIDOOST-AZIË (deel 06)
Ik zit bij Awi in zijn piepkleine Fiat Punto. We rijden terug naar Terengganu. “let’s go to the busstation and wait for the bus,” had hij me gezegd. Ik maak in gedachten de balans op. Wat zat er in Griets verdwenen handtas: de helft van onze dollars, geen bankkaarten en geen ringgits (het Maleisisch geld zit bij mij), ons fototoestel, haar telefoon, haar rijbewijs en waar ik nog het meest mee in zit: onze paspoorten.
Een kwartier geleden
Bas en Lena snappen dat er iets loos is. Bas houdt Griets hand krampachtig vast en Lena is gestopt met klagen over de lastige benen. Griet en ik denken hetzelfde en blijven heel erg rustig. Waar kan de handtas zijn? “Zeker op de bus. Ik heb er nog een foto genomen,” zegt Griet. Ik check het bushokje, nergens staat een telefoonnummer vermeld. Wie zou de handtas kunnen gevonden hebben? Naast ons op de bus zat een jong meisje, ze kwam bij de voorlaatste stop bij ons zitten. Eigenlijk moeten we die bus gewoon achterna, bedenk ik. Zo ver kan hij nog niet zijn.
We besluiten dat we Awi best om hulp vragen. Onze pas versnelt – de hitte is even het minste van onze zorgen. “Mama is haar handtas vergeten op de bus hé, papa,” zegt Bas alsof hij even checkt of wat hij heeft gehoord echt waar is: “En ons pasport zat er in, hé?” “Dat is eigenlijk niet zo flink van mama hoor,” pikt Lena in. “Misschien moet je maar alleen naar Awi gaan en kijk ik ondertussen voor de kinderen,” oppert Griet. Ik ga akkoord en snij een hoek af naar zijn huis. Hopelijk is hij er.
Nu
We rijden het stadscentrum binnen. Ik bel naar Griets GSM. Hij gaat over tot de voicemail opneemt. Ik spreek een boodschap in in het Engels. “No answer?” vraagt Awi. Ik schud mijn hoofd. Ik stuur alvast een berichtje naar het toestel voor de mogelijke vinder. Als de handtas nog niet gevonden was moet iemand hem nu hebben gehoord. Waar zou het ding toch zijn? Ik bel nog eens, weer voicemail. Awi doet teken dat we er bijna zijn. Bij mijn derde poging hoor ik een stem: “You have insuficcient credit to make this call.” Dat was het dus voor mijn Maleisisch belkrediet.
Voor het eerst begin ik twijfelen aan de goede afloop. Allemaal heel erg stoer, 3 maanden op avontuur in Zuidoost-Azië, maar we slagen er wel in om al in de eerste week onze paspoorten kwijt te raken. Ik vloek binnensmonds en herschik ons programma in mijn hoofd. Onze uitstap naar dat eiland kunnen we vergeten. Morgen terug naar Kuala Lumpur, ambassade, nieuwe documenten,… Al een geluk dat ik onze bankkaarten bij had.
In het busstation staat een lijnbus te wachten op passagiers. We parkeren de auto op de stoep en ik wandel er samen met Awi naar toe. Ik check het routeplan aan de voorruit. Het is niet de juiste bus. Awi spreekt een wachtende man bij de deur aan. Die denkt dat de bus van Duyung niet meer komt: “No more bus today. No, no. the bus is to the workshop for the night.” “Can you take us to the workshop?” vraag ik hem. De man haalt zijn schouders op. Tussen hem en Awi ontstaat een geanimeerd gesprek waarvan ik alleen ‘fuck’ en ‘pasports’ versta. Onze anders zo rustige gastheer lijkt zich aardig op te winden. Een groep wachtende passagiers volgt het gesprek geamuseerd mee en ik begin me steeds meer lijdend voorwerp en een onbeholpen kneusje te voelen. De chauffeur van de wachtende bus komt er bij. Awi doet nog eens het verhaal (‘fuck’ inbegrepen). Ik bekijk het schouwspel nu bijna van tussen het publiek. De chauffeur neemt zijn telefoon. Belt hij zijn collega? Boeken we wat vooruitgang? Op dit moment lijkt iedereen me helemaal vergeten.
Awi houdt zijn hart even vast, kijkt me opgelucht aan en geeft de chauffeur een schouderklopje. De man van bij de deur glimlacht. Awi zegt dat de chauffeur van onze bus de handtas heeft en dat hij straks – met een andere dienst – terug naar hier komt. Awi verontschuldigt zich dat hij zo stil was in de auto: “I was just thinking, what should we do?” Ik glimlach en zeg dat ik gewoon blij ben dat de tas is gevonden. Nog een twintigtal minuten wachten en we weten of alles ok is.
De bus stopt en een tiental mensen stappen uit en ze kijken mij allemaal glimlachend aan. Het is vrij duidelijk wat het onderwerp van gesprek was tijdens de rit. Ik zie Griets handtas aan de voorruit staan en bedenk dat we nog maar eens een wierookstokje moeten branden in een tempel. Een blik in de tas vertelt me dat onze paspoorten er nog in zitten. Meer hoef ik voorlopig niet te weten. Ik knik en schuif de chauffeur wat geld toe.
Op de terugweg wordt er aardig wat getetterd. Awi vertelt over hoe hij zijn portefeuille eens was kwijt geraakt en hoe 3 kinderen ze hadden teruggebracht. Al het geld zat er nog in en de kinderen hadden geen beloning willen accepteren, dus had hij hen gevraagd waar ze naar school gingen: “De volgende morgen ben ik naar de directeur van hun school geweest en ik heb hem de beloning gegeven. They were all very happy.” Hij zegt dat ik Griet maar eens goed moet doen schrikken: “You come home with a long face and then you give her this present.” Hij tikt op de handtas. Ik lach en vraag me af of ze er in zou trappen.
Samen komen we zijn Yellow House binnen. “Come with me,” zegt Awi. Er zit niemand in de keuken en hij doet een koffer vol kussenslopen en beddengoed open. “We need to make a present,” fluistert hij terwijl hij de handtas in wat lappen stof wikkelt. De opa van 21 gniffelt even als een klein kind, glunderend om zijn eigen kattenkwaad. “Okay, here you go,” grinnikt hij terwijl hij mij het pakje toe stopt. Ik wandel het bruggetje over met de in stof gewikkelde tas achter mijn rug. Griet zit te wachten op het portaal en kijkt me lachend toe. Ze trapt er nooit in. Ik weet het zeker.
De man die 22 jaar bleef
Je leest er iets over op Tripadvisor. Er wordt een vreemde, vaak dronken, man vermeld die verbleef in Awi’s Yellow House. Het is niet ongewoon dat westerlingen een paar jaar blijven hangen in het Yellow House. Drie à vier jaar is blijkbaar helemaal geen uitzondering. “I put up with him for four years, untill Awi made an end to it,” weet Josh, een Londenaar met Griekse roots, me te vertellen: “Nuchter was hij stil en las hij in een hoekje zijn krant. Maar dronken was het één en al verhaal. Wat er waar van was, was moeilijk te achterhalen.” Een goeie 6 maand geleden werd de man uiteindelijk door Awi weggestuurd en hij leeft nu aan de andere kant van de rivier in het centrum van de stad. Josh loopt hem nog soms tegen het lijf. Wil hij niet, of kan hij niet naar huis? Niemand weet het. Ik kan me voorstellen dat na 22 jaar dronken rond hangen in een provinciestad als KT zijn paspoort op z’n minst verlopen is. Al heeft hij hier dan wel een goeie drankwinkel gevonden.
Josh daarentegen gaat binnenkort terug naar London. Hij is jaren geleden naar Zuidoost-Azië afgereisd, op zoek naar het ambacht van de houtsnijkunst. Een tafel naast de keuken is zijn atelier geworden. Hij werkt er de hele tijd aan stukken uit hout of zeepsteen. “Wat moet het vreemd zijn om na 3 jaar op deze plek terug te keren,” vraag ik hem. Hij knikt en glimlacht: “It’s time to say hello to some people. What I like to do is just go around and knock on doors.” Blijkbaar heeft hij twee zonen in Groot-Britannië en zijn er twee kleindochters waarvan hij de jongste – behalve op Skype – nog nooit heeft gezien. Veel gerief laat hij staan, binnen een drietal maanden keert hij toch terug. Deze plek is ondertussen zijn nieuwe thuis geworden.
Josh is een aimabel man die graag wat van zijn wijsheid als reiziger deelt. Na 3 jaar heeft hij een meer genuanceerde blik op Maleisië dan wij. Het spijt me dat ik hem maar even heb gekend. Hij koos op z’n minst voor een bijzonder leven en ik had wel wat uren met hem kunnen slijten om meer inzicht te krijgen in zijn visie op de dingen. Maar we nemen niet alleen afscheid van Josh, we nemen ook al een beetje afscheid van deze plek. Overmorgen brengt Awi ons bij wijze van adieu naar Marang waar we met de boot naar Palau Kapas trekken, een piepklein paradijselijk eiland vlakbij de kust van Maleisië.
<<< Naar deel 05 – Het eiland van de zeemeermin – Naar deel 07 – Zonnebrand en tinnitus >>>
eight Comments