Black House, White Temple

ONZE 3 MAANDEN IN ZUIDOOST-AZIË (deel 22)

De lijnbus stopt langs een grote invalsweg even buiten Chiang Rai. Op de plek waar de drukte van de stad verdwijnt in het geweld van razende auto’s en drukke wegen. Huizen zijn er niet meer, alleen betonnen dozen van anonieme bedrijven. “Is this where we get off?” vraag ik aarzelend. De dame van de bus wijst naar het smalle strookje gras tussen de gracht en de aftandse golfplaten van een loods. “Daar langs?” Ze knikt beslist. We stappen uit en de bus vertrekt. “Is dit de weg naar één van de interessantste gebouwen in heel Chiang Rai?” vraagt Griet. Ik kijk rond. Er is nergens een bord te bespeuren maar wat plat getrapt gras verraadt een vaak gebruikte wandelstrook.  “Ik weet het niet meid,” antwoord ik: “Maar hier loopt precies toch wel een weggetje.”

black-house-weggetje-1
Anderhalve week geleden (in Chiang Mai)

“Mister, mister! Don’t go in there!” roept de dame paniekerig: “Did you not feel it?” Op verkenning in Chiang Mai houdt een dame ons tegen als we een steegje in willen wandelen. “Feel what?” vraag ik. “Look!” wijst ze, fronsend bij het zien mijn complete verbazing. Ik kijk om en begrijp niet goed wat ik zie. Een verlichtingspaal staat te wiebelen alsof ze net door een grote vinger werd aangetikt. “Heb je de aardbeving dan niet gevoeld?” vraagt het dametje. “Ik heb helemaal niks gevoeld,” geef ik toe terwijl ik licht verbijsterd merk dat de straat vol mensen staat. Later op de avond zie we beelden op de televisie. Het epicentrum lag meer naar het noorden, hier en daar zijn wegen verzakt, de witte tempel in Chiang Rai is beschadigd,… “The White Temple,” vraag ik aan Griet: “Is dat niet dat vreemde ding dat wij in het noorden gingen bezoeken?”

Eerder deze namiddag: The White Temple

“No entry” staat er aan het bruggetje. Het sprookjesachtige gebouw is behoorlijk beschadigd. De kleine torens hangen los boven het dak (nog net vast aan wat betonijzers), glanzende witte pannen zijn in de dakgoot geschoven en hier en daar lopen lange barsten als donkere aders over de muren. “It will be closed for two years,” zegt een bewaker: “maar je kan wel wandelen tot aan de brug.” Het voelt een beetje alsof je een filmset voor een Tim Burton film op wandelt. Je ziet er zo een van zijn vreemde griezelige sprookjes in open bloeien.

The White Temple - ingang

Het boeddhisme krijgt met de tempels steeds een feestelijk kader. De tempels in Thailand zijn altijd weelderig versierd met als vaste ingrediënten klatergoud, mozaïeken in edelsteen, parelmoer of  porselein en prachtig omzoomde daken met kleurrijke dakpannen. Bij de nieuwere tempels is dat zeker niet altijd even geslaagd (zie Tha Ton). Deze witte tempel maakt echter komaf met de full-colour invulling van het boeddhisme. Het goud en de kleurrijke contrasten zijn vervangen door wit en spiegelglans. Dat zijn dan ook de enige twee beperkingen die de kunstenaar Chalermchai Kositpipat zichzelf heeft opgelegd, want deze tempel is nog steeds pure kitsch. Of noem het kunst in zijn meest entertainende vorm.

The White Temple: het lijkt op een groot suikerwerk

Van ver lijkt de White Temple op een groot suikerwerk: glanzend wit met zilveren accenten. (Let op het schuin hangende torentje)

De kunstenaar heeft zich duidelijk geweldig geamuseerd met deze plek. De omgeving rond de tempel is zijn interpretatie van de hel. Het begint al aan de straat waar de verkeerskegels om de auto’s om te leiden met vierkoppige schedels zijn versierd. In een boom aan de ingang hangen monsterachtig gesculpteerde hoofden en het witte bruggetje loopt over een helleput vol wanhopig grijpende handen. “Papa! Daar! Dat is de hand van Wolverine! Kijk, zijn messen zitten er uit! roept Bas enthousiast. Ik vind de bewuste hand: “Ja, ik zie hem en als jullie goed zoeken, vinden jullie ook de hand van een alien.”

The White Temple - Een doornenhaag houdt enkele gedrochten in bedwang.

Worden in dit tot kunst verheven griezelhuis de stokpaardjes van de kunstenaar zichtbaar? Overal vind je referenties naar de populaire cultuur. Wie de brug verder op zou wandelen laat de hel achter zich. De gedrochten worden tegengehouden door twee reusachtige demonen met een zwaard. Eens die voorbij, is het pad naar de verlichting is geëffend. Binnen in de tempel wordt dezelfde oefening nog eens over gedaan in een grote fresco. Die valt dus jammer genoeg twee jaar niet meer te bezichtigen, maar je vindt er wel nog reproducties van in de souveniershop. Bas, Lena en ik gaan dus op een grote print op zoek naar de afbeeldingen van Superman, Batman, The Terminator en Co. We vinden ze strijdend in een futuristische stad met op de achtergrond de brandende WTC torens. Naarmate de fresco hoger de muur op klimt, kom je dichter bij het verhevene, dichter bij Boeddha en dus ook bij het saaie stuk.

Het geheel leest als een nogal schaapachtige vingerwijzing naar de commerciële afgoden en de Westerse consumptiecultuur. Maar die Westerse afgoden zijn met zoveel liefde geschilderd dat je je afvraagt waar het kinderhart van de kunstenaar vol van is. In de souveniershop kan ik me trouwens ook niet van het gevoel ontdoen dat al die postkaarten, prints en T-shirts wat stinken naar het zo verguisde Westers materialisme.

The White Temple -  bronzen Predator

Bij het buitenkomen merk ik nog een levensgrote bronzen Predator op, half op gezwolgen door de aarde, nog even ontsnappend aan de verdoemenis.

Chalermchai Kositpipat meent met deze tempel de onsterfelijkheid te hebben bereikt (de man zit niet verlegen om een boude uitspraak of twee). Zijn werk zou in deze tempel tot in het einde der tijden bewaard blijven. Ik ben alvast blij dat hij enkele van mijn favoriete helden en monsters met zich mee neemt in de eeuwigheid.

Nu: The Black House

“Zie je iets?” Vraagt Griet. Het paadje heeft ons tot bij de bomenrij gebracht. “Ik denk dat we in iemands tuin staan.” antwoord ik: “Maar kom maar, we zien wel wat het wordt.” Bas steekt via het wankele plankje de gracht over en vergezelt mij tussen de bomen. Ook Lena en Griet volgen. Als er achter een boom uiteindelijk een hoge zwarte gevelpunt verschijnt, weet ik dat we er zijn. Voor de tweede keer vandaag voelt het alsof we een filmset op wandelen. Tarzan deze keer, maar dan geregisseerd door Werner Herzog en met Klaus Kinski in een volstrekt verknipte versie van de aapmens.

The Black House - krokodil

Verschillende vreemde gebouwen staan verspreid in wat lijkt op een grote tuin. “Is dit nu een huis of een tempel?” Vraagt Griet. “Ik weet het niet. De jongen van de toeristische dienst had het wel over ‘The Black Temple’ maar op mijn kaart staat ‘House’,” antwoord ik: “Het is hoe dan ook geweldig.” Het is het soort plek waar je van gaat fluisteren. Midden in de tuin staat een hele grote massief houten gastentafel. Het ziet er uit alsof een primitieve stam zo terug kan komen van de jacht om hun buit in een heidens ritueel aan een obscure hogepriester te offeren alvorens aan een bloederig feestmaal te beginnen.

Kleine gebouwen staan in de schaduw van een ontzagwekkend gebouw met de allures van een tempel. Binnen in de grote zaal komen steeds dezelfde motieven terug: tronen gemaakt uit dierenschedels en minutieus houtsnijwerk van de meest afzichtelijke monsters. Op lange tafels liggen slangenvellen en akelige krokodillenschedels tentoon gespreid. Het lijkt op een archief. Een verzameling rekwisieten, wachtend op een onbestemd theater.

The Black House - Dogon sculptuur

In kleinere witte gebouwen vinden we vreemde installaties met grote schelpen, krokodillen- en koeienhuiden en beelden die evengoed schatplichtig zijn aan de Afrikaanse kunst als aan de boeddhistische traditie. Voor een monsterachtige zwarte krokodillenkop ligt een schaal waarin mensen muntjes gooien. “Is dit dan een animistisch tempelcomplex of zo?” We raken er samen niet aan uit. Deze  zonderlinge, magische plek is minstens even mysterieus en imponerend als de tempels van Angkor.

The Black House - houtsnijwerk

Het is laat in de middag. De zon staat al laag en het complex wordt gesloten. Een Thai met warrig haar, een blauwe jeans en gestreepte polo (hij vloekt nogal met de omgeving) wandelt door het domein en sluit de kapellen, tempeltjes en huisjes af. Wij blijven hem voor op zijn pad om genoeg tijd te hebben om alles te bekijken. De route brengt ons naar een kleine werkplaats verstopt achter wat struiken. Een jonge kerel is er bezig met het houtsnijwerk van een dakelement. Bas blijft andermaal gefascineerd staan kijken terwijl de man verder werkt. Ik kijk even mee. De man lijkt me te jong om alleen verantwoordelijk te zijn voor dit intrigerende complex. Hij spreekt geen Engels. Niemand lijkt ons de ware aard van deze plek te kunnen onthullen.

De Thai met zijn gestreepte polo rijdt met zijn bromfiets over het centrale wandelpad, roept: “Closed! Finished!” en maant ons ‘vriendelijk’ aan om op te hoepelen. Ik vind onze plank over de gracht terug en we verlaten deze wonderlijke plek via zijn al even curieuze achterpoortje.

black-house-plank

In onze hostel raadpleeg ik Wikipedia. De plek blijkt het huis van Thawan Duchanee, een van Thailands bekendste kunstenaars. Google afbeeldingen toont mij een oudere heer met een lange witte baard, lachend naast enkele schilderijen. Zijn tuin is een soort museum dat hij open laat voor het publiek. Vreemd dat dit betoverend oord niet vermeld staat in onze Trotter. Het was Kris, de Belgische cafébaas uit Chiang Mai, die ons erover had verteld. De tip was een perfecte afsluiter van onze tocht door het noorden. Morgen nemen we de nachttrein naar onze laatste stop in Thailand: Bangkok.

<<< Naar deel 21 – Fitness & Streetfood   –   Naar Bangkok Bullshit … >>>

Leave a comment

Your email address will not be published. Required fields are marked.