Tuk-Tuk in Phnom Penh

ONZE 3 MAANDEN IN ZUIDOOST-AZIË (deel 09)

Onze chauffeur spant een mondmaskertje voor zijn gezicht en ik vraag me af wat dat wil zeggen. We kregen net ons visum in de luchthaven van Phnom Penh en nemen onze allereerste Tuk-Tuk naar het centrum van de stad. We stapelen onze rugzakken op de zetel voor ons en wurmen ons met z’n vieren tussen de armleuningen van de achterbank. De chauffeur rijdt de luchthaven uit en wat zich voor ons ontvouwt is een onbeschrijflijk stedelijk spektakel.

Een Tuk-Tuk is een karretje voor vier tot zes personen dat wordt getrokken door een man met een bromfiets. Je vindt ze op iedere straathoek of wachtend voor alle guesthouses, winkels of toeristische trekpleisters van de stad. Iedereen gebruikt de Tuk-Tuk maar de bestuurders mikken vooral op de toerist. Aan ons kunnen ze makkelijk het dubbele (of meer?) vragen dan aan een local. Ik raak met mijn westerse tronie de deur van het guesthouse niet eens uit of ik hoor: “Tuk-Tuk, sir?”

crazytraffic

Onze eerste kennismaking met Phnom Penh, de hoofdstad van Cambodja, is dus geheel toepasselijk vanuit een Tuk-Tuk. Na een paar minuten hotsen door het bijzonder hectische verkeer begrijp ik het mondmaskertje. Ik hap tussen de geur van verbrande rubber en de dieseldampen naar adem en krijg alleen maar stof binnen.

Op deze drukke invalsweg naar het centrum is het verkeer complete waanzin. De ruimtes tussen de auto’s, lichte vrachtwagens, fietsers en riksja’s worden gevuld met bromfietsen. Onze Tuk-Tuk rijdt traag en de auto’s en bromfietsen schieten ons aan alle kanten voorbij. Een kruispunt is niet minder dan gemotoriseerd blufpoker: je rijdt het op, vertraagt amper, wijkt uit indien nodig en wurmt je in het slechtste geval helemaal tot stilstand. Het verkeersreglement lijkt zich in Phnom te beperken tot ‘doe maar wat en wees voorzichtig’.

Phnom-Penh-streetview

We verlaten de hoofdweg en rijden een smal straatje in. Het is er minstens even druk als op de hoofdweg. We meanderen tussen het verkeer en rijden langs Streetfood kraampjes, passeren primaire garages, tentjes van kappers, stalletjes met fruit en tot horeca verbouwde riksja’s. Kinderen spelen op straat, elektriciteitskabels hangen dik aan de oude gebouwen. Jonge gasten stoken een vuurtje op de rand van de stoep terwijl wat oude mannen van op een afstand toe kijken. De geur is een mix van diesel en patchoeli en het aantal mensen in de straat niet te tellen.

Griet en ik kijken onze ogen uit, Lena klampt zich vast aan de Tuk-Tuk en probeert haar krullen en het stof uit haar ogen te houden. En Bas? Die is erin geslaagd in slaap te vallen.

Griet en ik kijken onze ogen uit, Lena klampt zich vast aan de Tuk-Tuk en probeert haar krullen en het stof uit haar ogen te houden. En Bas? Die is erin geslaagd in slaap te vallen.

We hobbelen over het stoffige wegdek naar een rustiger stuk van de stad. Ik merk een eerste blanke op. Een grote Teutoonse dame met een lichte stoffen broek en een kleine rugzak wandelt bijna in het midden van de straat. Ik knik en ze knikt kordaat terug. Het ene guesthouse volgt nu het andere op en de gezellige terrassen zitten vol met westerlingen: de laptop opengeklapt of een schuimende pint in de hand. Het contrast met Kuala Terengganu is groot. Daar waren we, als toerist en als westerling, een grote minderheid. Hier voel je een grote smeltkroes van allerlei nationaliteiten.

Blue Dog Guesthouse

We stoppen aan het Blue Dog Guesthouse. De rust van Awi’s Yellow House lijkt heel ver af. Hier moet je een grote bar met snookertafel voorbij om tot bij de receptie op het eerste verdiep te raken. Ondertussen draait in een hoek een blanke kerel, met de zonnebril op zijn kale knikker, wat plaatjes. De dame achter de balie vraagt of ik de kamer wil zien. Het is een gerieflijk vertrek met 2 grote bedden, airco en een eigen douche. De prijs is 20 dollar per nacht voor vier personen en ik stem toe.

Drie jonge kerels delen de enige goeie biljartkeu aan de snookertafel. De populatie jonge toeristen is hier echt opvallend.

Drie jonge kerels delen de enige goeie biljartkeu aan de snookertafel. De populatie jonge toeristen is hier echt opvallend.

De kamer wordt net opgekuist, of we nog even kunnen wachten in de bar? Dat kan zeker. We zijn om 4u30 in Kota Bharu vertrokken, hebben twee vluchten achter de rug en we hebben reuzehonger. We bestellen een pintje en grasduinen door het menu. Hamburgers, pasta, frietjes, toast en Corn Flakes: we zitten precies in Gent. En aan look van de bar en de aard van het Happy-hour te zien is dat midden in de Overpoort. Een meisje komt van de bar met twee ballonnen. Eerst denk ik dat er een feestje wordt gehouden, maar het blijkt niet over de ballon maar over de inhoud te gaan. Wat later zit het gezelschap aan de ballonnen te lurken. “Ik wil ook een ballon,” begint Lena. Wij lachen en schermen dat de ballonnen hier niet voor de kinderen zijn.

Alcohol, softdrugs, sextoerisme: Phnom Penh lijkt Sodom en Gomorra in vergelijking met Kuala Terrenganu.

Alcohol, softdrugs, sextoerisme: Phnom Penh lijkt Sodom en Gomorra in vergelijking met Kuala Terengganu.

Het Blue Dog Guesthouse blijkt een perfecte plek als uitvalsbasis voor het bezoeken van de stad. In de bar is er altijd iets te beleven maar vanaf het eerste verdiep wordt het een rustige schuilplaats om aan de hitte en de drukte van de stad te ontsnappen. We verwonderen er ons vaak over dat we op onze kamer helemaal niks horen van de herrie beneden. In de bar zouden we kennis maken met de vaste Tuk-Tuk. Blijkbaar hebben veel chauffeurs een vaste stek en bij het Blue Dog Guesthouse is dat Arid. ’s Morgens zien we hem zijn lege colafles achter de bar met water vullen. Hij is met de barman aan het babbelen als hij me ziet. Zijn toegetakelde, met gouden tanden gevulde, glimlach is bijna een grijns: “Tuk-Tuk, sir?” Ik bedank beleefd en zeg dat we wandelen vandaag. “Gaan jullie niet naar The Killing Fields vandaag? Of een tour door de stad?” gaat hij verder, tevergeefs zoekend naar zijn menukaart. Zo’n menukaart met fotootjes van de belangrijkste monumenten in de stad is standaard in de uitrusting van elke Tuk-Tuk. Je krijgt die steevast onder je neus gedrukt en de meeste chauffeurs stellen je onmiddellijk voor om gelijk alles te bezoeken. We laten hem wat teleurgesteld achter en wandelen de straat op. Vijf meter verder kijk ik even naar het kaartje van Phnom Penh. “Tuk-Tuk, sir?” klinkt het vanuit een karretje dat naast ons stopt.

Niet iedere Tuk-Tuk chauffeur rijdt met zo'n mondmaskertje. Arid houdt het bij een Harley Davidson pet. Het fijn stof van de straten van Phnom Penh lijkt hem niet te deren.

Niet iedere Tuk-Tuk chauffeur rijdt met zo’n mondmaskertje. Arid houdt het bij een Harley Davidson pet. Het fijn stof van de straten van Phnom Penh lijkt hem niet te deren.

<<< Naar Admiring Europeans   –   Naar De kapper >>>

one Comment

  1. Daniel Vander Meiren & Brigitte Debuf On 19 april 2014 at 19:51

    Ik heb jullie website ontdekt via Griet & Stefan. We wensen jullie alvast een prettige wereldreis. Groetjes vanuit Zonnebeke.

Leave a comment

Your email address will not be published. Required fields are marked.